POSITIE OBE

headerafbeelding

Managementsamenvatting

Het nieuwe financieringsmodel voor het hoger onderwijs (2008) maakt de financiering van hogescholen meer variabel dan vroeger. De vaste sokkel vermindert ten voordele van studentenaantallen (instroom en doorstroom) gewogen aan de hand van onderwijsbelastingseenheden. Dit zijn puntengewichten die zouden corresponderen met de onderwijsinspanning die een instelling moet leveren voor een bepaalde opleiding (benodigd materiaal, docenten, ...).

Voor 'zachte opleidingen' is de onderwijsbelastingseenheid 1,6 (leraar, verpleegkundige) of 1,4 (sociaal werker). Technologische opleidingen krijgen respectievelijk slechts 1,2 (als ze tot het zogenaamde studiegebied Industriële Wetenschappen en Technologie behoren) of zelfs 1 (sic!): de opleidingen Toegepaste informatica en Informaticamanagement. De opleidingen van het studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde (logistiek managers, accountants, ...) krijgen slechts OBE 1.

Voor een hogeschool is het erg nadelig wanneer zij veel of grote opleidingen met economische of technologische gerichtheid heeft. Door het te lage puntengewicht dat aan technologische en economische professionele bacheloropleidingen wordt gegeven, brengt de overheid deze opleidingen in gevaar.

Volgens de Raad van State zijn verschillende OBE's toegelaten, maar omwille van het gelijkheidsbeginsel alleen mits een grondige verantwoording van de gebruikte criteria. Nergens blijkt een objectieve motivering te kunnen worden gevonden voor het lage puntengewicht dat aan dit soort opleidingen wordt toegekend. Ook in het buitenland worden bv. technologische opleidingen steeds beter betoelaagd dan humane, terwijl dat in Vlaanderen net andersom is. Het feit dat het talenonderwijs in economische opleidingen duur is omdat het slechts effectief is als de groepen niet te groot zijn, wordt nergens meegenomen.

Het feit of onderwijsactiviteiten op een effectieve wijze (dit is: met goed resultaat) in grote groepen kunnen worden georganiseerd, bepaalt voor het grootste gedeelte de kostprijs van een opleiding (80% van de werkingsmiddelen van een hogeschool gaan immers naar personeelskosten). De kostprijs van economische en technologische opleidingen zijn zeker niet lager dan die van leraars of sociaal werkers, wel integendeel:

Technologische en economische professionele bacheloropleidingen leiden vooral op naar knelpuntberoepen. Niet alleen is er een tekort, er is ook een kwalitatief probleem: vooral op het gebied van technische kennis, talenkennis en ervaring komen de eisen van de werkgevers niet overeen met het aanbod aan werkkrachten. Precies deze drie aspecten komen in het gedrang door de systematische onderfinanciering van economische en technologische opleidingen.

De integrale talentontwikkeling die Vlaanderen met zijn 'Vlaanderen in Actie' beoogt vereist een adequate financiering die niet langer gemodelleerd is op een systeem van klassikaal onderwijs.

Wat moet er gebeuren?

Als Vlaanderen een Europese topregio wil worden dan moet de onderwijsbelastingseenheid van economische en technologische opleidingen corresponderen met de werkelijke onderwijsinspanning. Dit betekent dat deze minstens op het niveau van de Sociaal-agogische opleidingen moet worden gebracht, dit is een onderwijsbelastingseenheid van 1,4, zonder dat de financiering van de andere opleidingen wordt aangetast.

 

statistiek statistiek